
Op een ongeveer twintigduizend jaar oud sieraad is DNA van een vrouw uit de steentijd gevonden. Wetenschappers zeggen dat het de eerste keer is dat genetisch materiaal is gebruikt om de drager van een oud voorwerp te vinden.
Wetenschappers gebruikten bovendien een nieuwe techniek waarbij ze geen oeroud materiaal hoefden te beschadigen, meldt de Universiteit Leiden. De bevindingen zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature.
Het DNA zat op een doorboorde hertentand, die waarschijnlijk als hanger om de nek van de vrouw hing. Wie de drager precies was, valt niet af te leiden. Wel lijkt ze genetisch verwant aan mensen uit Siberië en de oorspronkelijke bewoners van het Amerikaanse continent.
Om het DNA te verkrijgen, hoefden onderzoekers het oude sieraad niet te beschadigen. Ze dompelden het onder in fosfaat, dat ze steeds hotter maakten. Bij 90 graden kwam het menselijke DNA, dat diep in de tand zat, vrij.
Onderzoekers halen oud DNA nu meestal uit kleine hoeveelheden poeder dat ze uit botten en tanden hebben geboord. De techniek werkt goed, maar zorgt er ook voor dat oeroude vondsten schade oplopen.
Tand gevonden in Oost-Rusland
De hanger is gemaakt van de tand van een wapiti, een soort hert. Het sieraad komt uit de oude steentijd, een periode die enkele miljoenen jaren geleden begon en zo’n twaalfduizend jaar geleden eindigde rond de laatste ijstijd. De vroege mensen die toen leefden, gebruikten stenen in hun dagelijks leven, bijvoorbeeld als vuistbijl.
De versiering werd gevonden in de Denisovagrot, een belangrijke archeologische locatie in het oosten van Rusland. In en rond de grot zijn veel tienduizenden jaren oude voorwerpen opgegraven, waaronder naalden, versierselen en dierenbotten.
De onderzoekers zeggen dat het uitgesloten is dat het DNA later op de hanger is beland. Archeologen werkten bij de opgraving met handschoenen en gezichtsmaskers op.