
Drieteenstrandlopers hebben door klimaatverandering final van wispelturiger weer in hun broedgebied in Groenland. Daardoor wordt het broedseizoen onvoorspelbaarder: het kan variëren van extreem warme lentes tot sneeuw.
“Het ene jaar kunnen de vogels te laat zijn om te profiteren van de piek in insecten. Terwijl er in andere jaren juist heel veel sneeuw blijft liggen, waardoor er nauwelijks eten voor de kuikens is”, zegt onderzoeker Jeroen Reneerkens.
Hij is een van de onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) die meeschreven aan een internationaal onderzoek. Dat onderzoek verschijnt deze week in het tijdschrift Present Biology.
Het artikel van de biologen is gebaseerd op een langlopend onderzoek in het Deense onderzoeksstation Zackenberg in het noordoosten van Groenland. In eerdere metingen leek de lente steeds vroeger te beginnen.
Zo bloeiden bloemen tussen 1996 en 2005 vroeger en kwamen insecten rond het station wel tien tot dertig dagen eerder uit de bodem. De onderzoekers merkten ook dat bonte strandlopers, drieteenstrandlopers en steenlopers hun eerste ei hooguit enkele dagen eerder legden.

Lente lijkt niet vroeger te beginnen
Maar nu de onderzoekers naar een periode van 25 jaar kijken, blijkt dat er toch geen structurele vervroeging van de lente is. De bloemen, insecten en drie steltlopersoorten doen alles gemiddeld rond dezelfde knowledge.
Wel valt op dat het weer wispelturiger wordt. “We zien extreem warme lentes met heel vroege planten en insecten, maar ook lentes met extreem veel sneeuw, waardoor vogels soms bijna niet tot broeden komen”, zegt Reneerkens.
Volgens Reneerkens was 2018 een buitengewoon extreem jaar. “Er lag toen zo veel sneeuw gedurende het hele broedseizoen, dat we maar één nest hebben gevonden.”
Het jaar daarop begon de lente juist vroeger dan ooit gemeten. “De sneeuw smolt toen al vroeg weg, waardoor de meeste insecten alweer waren verdwenen op het second dat de kuikens van de drieteentjes min of meer op de normale tijd uit hun ei kwamen.”
‘Lastig in te schatten wat de lente in Groenland brengt’
Medeauteur Tom Versluijs plaatst nog een kanttekening bij het tellen van insecten om te bepalen of er een mismatch is tussen het broedseizoen van trekvogels en het verschijnen van insecten. “Voor een kuiken is het gewicht van de insecten op de toendra belangrijker dan het aantal. We zien dat de piek in de massa van insecten vaak een week ná de piek in aantallen ligt.”
Versluijs benadrukt dat het belangrijk is om verder te kijken dan mogelijk oplopende temperaturen en insecten die eerder uit de grond kruipen. “Het is vooral de onvoorspelbaarheid waar een vogel als de drieteenstrandloper mee te maken heeft”, zegt Versluijs ook. “In zijn overwinteringsgebieden in Nederland of Afrika kan hij lastig inschatten wat de lente in Groenland gaat brengen.”